In Noord-Syrië blijft grootschalige internationale humanitaire hulp uit

Leestijd: 7 minuten
Dinsdag 14 februari 2023 – 07:39 uur – Bron: Redactie Kerk/ADN – Beeld: Publiek domein
 -‘s Gravenhage- Terwijl op Turkse luchthavens vliegtuigen met noodhulp aan en af vliegen, blijft het Syrische luchtruim leeg. De internationale gemeenschap slaagt er maar niet in de noodlijdende bevolking in Noord-Syrië te bereiken. Dat krijg je als een humanitair rampgebied overlapt met een oorlogszone. ‘Deze aardbeving heeft alles vernietigd, er is geen plek meer om te schuilen’, zegt Midden-Oostenkenner Heiko Wimmen tegen ADN. Lees verder onder de reclame>


Niets blijft de Syriërs bespaard. Na 11 jaar burgeroorlog krijgen ze er een verwoestende aardbeving bovenop. Net zoals in Turkije loopt de dodentol in de duizenden, de apocalyptische beelden van ontredderde burgers tussen ingestorte gebouwen zijn identiek. Toch is er een belangrijk verschil: terwijl in Turkije de overheid de reddingsoperaties en hulpverlening probeert te coördineren, regeert aan Syrische zijde de chaos.

Turkije kreeg intussen al noodhulp uit tientallen verschillende landen aangeboden. Intussen slaagt de internationale gemeenschap er nauwelijks in de noodlijdende bevolking in Noord-Syrië te bereiken. Het rampgebied overlapt dan ook met met een oorlogszone waar invloedssferen voortdurend verschuiven en zware wapens de voorbije jaren zelden zwegen. Alle actoren in het conflict werden door het natuurgeweld getroffen.

In de stad Aleppo, onder controle van het Syrische regeringsleger, vielen honderden doden. Hetzelfde gebeurde in Afrin, waar het door Turkije gesteunde Syrian National Army (SNA) de plak zwaait. Bijzonder veel slachtoffers vielen er in het dichtbevolkte Idlib, bestuurd door een amalgaam van post-jihadisten en andere anti-Assad-milities. Ook in Qamishli, de hoofdstad van de autonome Democratische Federatie van Noord-Syrië (DFNS), gemeenzaam Syrisch-Koerdistan genoemd, verkruimelden flatgebouwen alsof ze uit los zand waren opgetrokken.

Daarmee rijst de vraag: welke impact zal deze gedeelde rampspoed op de evolutie van het conflict hebben? En omgekeerd: hoe zullen de vijandelijkheden wegen op de reddingsoperatie en de hulpverlening die pas echt op gang kan komen nu de doden zijn geborgen? Het zijn op maat gesneden vragen voor Heiko Wimmen, projectleider Midden-Oosten voor de International Crisis Group die sinds 1994 in de regio woont en werkt.

‘Ik pendel tussen de familie in Caïro en het werk in Beiroet’, zegt hij vanuit de Egyptische hoofdstad. ‘Zelf heb ik de aardbeving niet gevoeld, maar de collega’s in Beiroet zijn ’s nachts in paniek de straat op gelopen. Het is haast een wonder dat er geen gebouwen zijn ingestort. Ik hoorde vanmorgen kennissen uit Antakya, een stad die in vogelvlucht halfweg tussen Beiroet en het epicentrum van de aardbeving in Gaziantep ligt. Antakya is zowat van de kaart geveegd, vertelden ze.’

De humanitaire situatie in Noord-Syrië was al rampzalig. Kunt u zich een beeld vormen van het pandemonium dat er zich nu afspeelt?

Heiko Wimmen: Nee, dit overstijgt letterlijk het menselijke voorstellingsvermogen. De ramp komt op het slechtst denkbare moment, in hartje winter wanneer de levensomstandigheden sowieso onmenselijk hard zijn. We spreken over een regio waar honderdduizenden oorlogsvluchtelingen leven, Syrische burgers die de voorbije jaren vaak al meermaals zijn moeten vluchten en letterlijk niets meer bezitten.

‘Ironisch genoeg is het leven in tentenkampen een voordeel gebleken, want in een tent kun je niet door muren of plafonds worden verpletterd.’

Velen leven in tentenkampen, nauwelijks beschut tegen de koude in de winter of de hitte in de zomer. Ironisch genoeg is dat tijdens deze ramp een voordeel gebleken, want in een tent kun je niet door muren of plafonds worden verpletterd.

 

Het zijn nu de anderen die het gelag betalen, de gelukkigen die wel onder een dak woonden. Ook die zijn nu hun huis kwijt, als ze er al niet onder bedolven liggen.

Deze ramp is in sommige opzichten nog erger dan het oorlogsgeweld. Artilleriebeschietingen of luchtaanvallen zijn punctueel, ze viseren meestal slechts één huizenblok of doelwit. De mensen in Noord-Syrië zijn erop ingesteld, ze brengen zich in veiligheid en vinden in de omgeving altijd wel een alternatief onderkomen.

Maar deze aardbeving heeft alles vernietigd, er is geen plek meer om te schuilen. De ramp heeft zich trouwens nog niet helemaal voltrokken. Alleen al in Aleppo staan duizenden gebouwen die door de oorlog in een barslechte staat verkeren. Daar zullen er nog heel wat van instorten, ook wanneer de bewoners door gebrek aan alternatieven al zijn teruggekeerd.

Zullen de wapens nu om humanitaire redenen zwijgen?

Wimmen: Niets is minder zeker (kort na dit interview kwamen berichten binnen over patrouilles door Turkse jachtbommenwerpers boven Ayn Issa, een stad in Koerdisch gebied dichtbij de Turkse grens, red.).

‘Er heerst een permanent gevoel van onveiligheid, en de kans op een escalatie hangt steeds in de lucht.’

Van grootschalig geweld is al een poosje geen sprake meer. In Idlib heeft de oorlog het langst geduurd, totdat Turkije en Rusland in maart 2020 een staakt-het-vuren hebben getekend. Echt rustig is het er evenwel niet geworden, er waren de voorbije jaren geregeld schietincidenten langs de grens en in de vluchtelingenkampen.

Dat beeld gaat op voor de hele regio. Het is geen open oorlog meer, maar ook bij lagere intensiteit eist het geweld er veel slachtoffers. Er heerst een permanent gevoel van onveiligheid, en de kans op een escalatie hangt altijd in de lucht.

Idlib is volledig geïsoleerd. De opstandige provincie is in handen van Hayat Tahrir al-Sham (HTS), een anti-Assad-coalitie geleid door post-jihadisten die in 2017 met Al Qaida hebben gebroken. Dat isolement is meer dan ooit slecht nieuws voor de 4 miljoen inwoners. Zowat de helft zijn ontheemden, Syrische oorlogsvluchtelingen die overwegend in tentenkampen wonen. Is internationale hulp mogelijk voor deze zwaar geteisterde bevolking?

Wimmen: Alleen agentschappen van de Verenigde Naties hebben toegang, bilaterale hulp is uitgesloten. Alles moet vanuit Turkije via Bab al-Hawa worden aangevoerd, de enige grenspost die nog open is. De voorwaarden liggen vast in de resoluties van de Veiligheidsraad die om de zes maanden worden verlengd, de laatste keer gebeurde dat op 9 januari.

Dat gaat altijd gepaard met diplomatiek getouwtrek. Rusland dreigt steevast met zijn veto om de voorwaarden aan te scherpen, daarom is het aantal grensovergangen met Turkije van drie tot één herleid.

‘Ik besef hoe vreemd het klinkt om de termen ‘‘fatsoen’’ en ‘‘Syrisch regime’’ in één zin te gebruiken.’

Rusland eist bovendien dat de hulp via Damascus passeert, zodat het Assad-regime ermee van profiteert en tegelijkertijd zijn greep op Idlib kan versterken. Echt doorzetten met dat veto doen ze evenwel niet, want als ze de hulp door de Verenigde Naties verlammen, komt er straks toch bilaterale hulp voor Idlib op gang.

Rusland en Syrië passen de salamitactiek toe, ze proberen de internationale hulp stukje bij beetje te saboteren. Zo wordt alle hulp aan een verplicht notificatieproces onderworpen, wat voor veel vertraging zorgt. Of dat na deze ramp zal veranderen? We kunnen alleen hopen op het fatsoen van het Syrische regime en zijn bondgenoten. Geloof me, ik besef hoe vreemd het klinkt om de termen ‘fatsoen’ en ‘Syrisch regime’ in één zin te gebruiken.

Turkije heeft natuurlijk zelf de handen vol met deze ongeziene ramp. Toch rijst de vraag of het land geen hulp moet bieden in de Syrische grensgebieden die het de facto controleert. Volgens het internationaal recht moet een bezettende macht immers instaan voor de bevolking in het bezette gebied. Volgt u die redenering?

Wimmen: Bezetting of invloedssfeer, dat is een woordenstrijd waar ik me liever niet in meng. In de grensprovincie Aleppo heeft Turkije rechtstreekse controle, vooral via zijn militaire inlichtingendiensten. Voor Turkse hulpverleners zal het wellicht weinig verschil maken of ze aan de Turkse of de Syrische grens opereren.

Afrin is een heel ander verhaal, al was het maar vanwege de bijzondere demografie. Afrin was overwegend Koerdisch en hoorde vanaf 2014 als exclave bij de Democratische Federatie van Noord-Syrië (DFNS). Na de Turkse invasie van begin 2018 is de Koerdische bevolking massaal oostwaarts getrokken. Etnisch gezuiverd of gevlucht op vraag van de Koerdische regering in Qamishli, dat is een heel debat.

Hoe dan ook, hun plaats is door ontheemden uit het Syrische regeringsgebied ingenomen. Ik zou de krijgsheren van het Syrian National Army (SNA) niet zomaar als handpoppen van Ankara afschilderen, maar het is een feit dat Turkije de regie over Afrin voert vanuit de grensstad Kilis. Van die kant moet Afrin echter niet veel hulp verwachten, want Kilis is zelf compleet verwoest. We spreken over een gebied dat erg dicht bij het epicentrum in Gaziantep ligt.

Er sijpelt opvallend weinig nieuws door uit die Democratische Federatie van Noord-Syrië. Heeft u zicht op de situatie?

Wimmen: Het noordoosten is al lang de grote onbekende in de Syrische burgeroorlog. Het gebied ligt erg geïsoleerd, want anders dan de oppositiegebieden in de provincies Aleppo of Afrin is de grens met Turkije vijandig. Er is slechts één toegangspoort voor het enorme gebied, op de grens met Iraaks-Koerdistan. Die wordt door de Amerikanen benut om de 900 militairen te bevoorraden die ze nog altijd paraat houden in Syrisch-Koerdistan. Hopelijk kan Washington druk uitoefenen om internationale hulp voor de bevolking door te laten.

Men zal hoe dan ook rekening moeten houden met de erbarmelijke veiligheidssituatie. De Syrian Democratic Forces (SDF), de coalitie rond de Koerdische strijdkracht YPG die het autonome gebied bestuurt, staat onder zware druk. Er zijn milities actief die door Turkije worden gesteund, en het Turkse leger voert geregeld droneaanvallen uit op kampen en stellingen van de YPG. Die nemen dan weer wraak met aanslagen en bermbommen.

Eind november heeft de Turkse premier Recep Erdogan gedreigd met een invasie om de YPG – zoals bekend nauw gelieerd met de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) in Turkije – terug te drijven. Het dreigement kwam er na een bomaanslag met zes doden in Istanboel die door Ankara aan de PKK en de YPG werd toegeschreven. Is dat scenario na de aardbeving van de baan?

Wimmen: Eigenlijk was dat al zo. Je kunt zo’n dreigement nooit los zien van de binnenlandse politiek in Turkije, zeker niet als er presidents- en parlementsverkiezingen voor de deur staan. Het was Erdogan nooit echt menens. Droneaanvallen of luchtbombardementen houden voor Turkije geen enkel risico in, net zomin als het bewapenen en financieren van proxymilities. Een leger over de grens sturen is daarentegen een enorme gok waarvan niemand de uitkomst kan voorspellen.

‘Chaos is humus voor een terreurbeweging zoals Islamitische Staat.’

Electoraal liggen de kaarten intussen helemaal anders. In november dacht Erdogan nog te scoren bij zijn achterban door fors uit te halen naar de PKK. Intussen verwachten de Turken iets heel anders van hun president: Erdogan zal op zijn aanpak van deze catastrofe worden afgerekend.

Pessimisten voorspellen dat Islamitische Staat (IS) van deze situatie zal profiteren om zijn positie in Syrië te versterken. Deelt u die vrees?

Wimmen: Chaos is humus voor een terreurbeweging zoals Islamitische Staat. Dat IS aan een comeback werkt, is overigens geen mythe. De beweging controleert geen grondgebied, maar heeft in heel Syrië een voet aan de grond.

Opvallend is dat de activiteit verschilt naargelang een gebied wordt gecontroleerd door de Syrische regering, Turken, Koerden of andere rebellen. Idlib met zijn overbevolkte, anonieme vluchtelingenkampen dient bijvoorbeeld als onderduikzone voor IS-leiders. Raqqah, een stad in Koerdisch gebied, fungeert als financieel en logistiek centrum. De streek rond Palmyra, officieel nochtans onder controle van de Syrische regering, dient als oefenterrein voor IS-strijders.

Het probleem is dat er tussen de verschillende invloedszones in Syrië geen enkele vorm van samenwerking of communicatie bestaat. Daar maakt IS uiteraard gretig gebruik van.