Overgewicht, roken en alcoholgebruik nauwelijks gedaald en ziekteverzuim stijgt in 2021

Leestijd: 4 minuten
Donderdag 10 maart 2022 06:06 – Bron: CBS/Maarten Bloem-Peter Hein van Mulligen – Beeld: PB
  -Heerlen- In 2021 had de helft van de volwassenen overgewicht. Dit is evenveel als in 2018 bij de start van het Nationaal Preventieakkoord. 21 procent van de volwassenen gaf aan wel eens te roken, 7 procent was een overmatige drinker en 8 procent een zware drinker. Het aandeel volwassenen met overgewicht en obesitas, en het aandeel rokers, was hoger onder degenen met een lagere welvaart of lager onderwijsniveau. Dit blijkt uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor 2021 van het CBS, in samenwerking met het RIVM, het Trimbos-instituut en Pharos.
Het aandeel volwassenen dat in 2021 overgewicht en obesitas had, en het aandeel rokers, overmatige en zware drinkers, liggen in 2021 nog ver boven de doelen die in het Nationaal Preventieakkoord voor 2040 zijn gesteld. Met het Nationaal Preventieakkoord wil de Rijksoverheid – samen met ruim zeventig maatschappelijke organisaties in Nederland – roken en problematisch alcoholgebruik onder volwassenen terugdringen naar 5 procent in 2040. Overgewicht moet worden teruggebracht naar 38 procent van de 18-plussers, obesitas naar 7,1 procent.

Overgewicht niet afgenomen sinds 2018

In 2021 hadden nagenoeg evenveel volwassenen overgewicht (50 procent) als in 2018, bij het begin van het Nationaal Preventieakkoord. 14 procent had obesitas, dat is in de afgelopen jaren niet veranderd. Het aandeel rokers is licht gedaald: van 22 procent in 2018 naar 21 procent in 2021. 7 procent van de 18-plussers consumeerde overmatig alcohol, iets minder dan in 2018 en 2019. Het percentage zware drinkers (8 procent) was in 2021 vrijwel gelijk aan voorgaande jaren.

Minder overgewicht bij volwassenen met hoogste welvaart

Onder volwassenen in de hoogste welvaartsgroep had 44 procent in 2021 overgewicht, in de andere welvaartsgroepen was dat ruim de helft. Ook obesitas kwam met 10 procent minder voor onder mensen met een hoge welvaart, dan onder mensen in de laagste welvaartsgroep (19 procent).

Twee keer zoveel obesitas onder laagopgeleiden

Onder laagopgeleiden had 60 procent van de mensen overgewicht, onder hoogopgeleiden was dit 41 procent. Het percentage laagopgeleiden met obesitas (18 procent) was bijna twee keer zo hoog als onder hoogopgeleiden (10 procent).

Meer drinkers onder volwassenen met hoge welvaart

In 2021 was het aandeel overmatige en zware drinkers onder volwassenen in de groep met de hoogste welvaart hoger dan onder de groep met de laagste welvaart. In de hoogste welvaartsgroep was 9 procent een overmatige drinker en 10 procent een zware drinker. Onder volwassenen in de laagste welvaartsgroep was dit respectievelijk 6 en 7 procent. Overmatig alcoholgebruik verschilde niet tussen volwassenen met laag en hoog onderwijsniveau. Het aandeel zware drinkers was hoger onder hoogopgeleiden (9 procent) dan onder laagopgeleiden (6 procent).

1 op de 3 volwassenen met lage welvaart rookt

In 2021 gaf 31 procent van de volwassenen in de groep met de laagste welvaart aan wel eens te roken, tegen bijna 14 procent van degenen in de groep met de hoogste welvaart. Ook onder volwassenen met een laag onderwijsniveau<link5> was het aandeel rokers (24 procent) hoger dan onder mensen met een hoog onderwijsniveau (15 procent).

De verschillen tussen welvaarts- en opleidingsniveaugroepen voor (ernstig) overgewicht, roken alcohol zijn niet toe te schrijven aan de andere opbouw naar geslacht en leeftijd in die groepen. Bij zware drinkers houdt het verschil tussen de opleidingsgroepen verband met het verschil in leeftijdsopbouw. Hoog opgeleiden zijn gemiddeld jonger en onder hen komt zwaar drinken vaker voor, laag opgeleiden zijn gemiddeld ouder en onder hen zijn er minder zware drinkers.

Ziekteverzuim in vierde kwartaal 2021 verder toegenomen

Het ziekteverzuim van werknemers was in het vierde kwartaal van 2021 5,4 procent. In hetzelfde kwartaal een jaar eerder was dat 4,9 procent. Van alle bedrijfstakken was het verzuim met 7,5 procent opnieuw het hoogst in de gezondheids- en welzijnszorg. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Omdat het ziekteverzuim een seizoenpatroon vertoont (het verzuim is in het eerste en in het vierde kwartaal altijd hoger), worden de cijfers vergeleken met dezelfde periode in voorgaande jaren.

In 2020, het eerste jaar van de coronapandemie, was het verzuim in het vierde kwartaal 4,9 procent. In het laatste kwartaal van 2021 lag dat 0,5 procentpunt hoger. Niet eerder was de toename tussen twee vierde kwartalen zo groot. Het ziekteverzuimpercentage bereikte voor het laatst in 2002 dit niveau.

In de reeks vanaf 1996 was het ziekteverzuim in het vierde kwartaal alleen hoger in 1999, 2000 en 2001.

Meeste verzuim opnieuw in de zorg

Het ziekteverzuim in het vierde kwartaal van 2021 was met 7,5 procent het hoogst in de bedrijfstak gezondheids- en welzijnszorg. Een jaar eerder was dit 6,9 procent.

Op grond van cijfers uit het programma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn kan worden ingezoomd op de verschillende branches binnen de gezondheids- en welzijnszorg. Deze cijfers gaan terug tot 2010.

Vooral in de verpleging, verzorging en thuiszorg was het verzuim bovengemiddeld: 9,0 procent, tegen 8,5 procent een jaar eerder. In de gehandicaptenzorg was het verzuim 8,4 procent, een jaar eerder was dat 7,5 procent. In de reeks vanaf 2010 is het ziekteverzuim in deze branches niet zo hoog geweest, ook niet in andere kwartalen.

Het grootste verschil deed zich voor in de jeugdzorg: het ziekteverzuim was 7,4 procent in het vierde kwartaal van 2021, tegen 6,4 procent in dezelfde periode van 2020.

In alle bedrijfstakken meer verzuim

Ook in alle andere bedrijfstakken lag het verzuim hoger dan een jaar eerder. In de industrie en in water- en afvalbeheer was het ziekteverzuim met 6,5 procent bovengemiddeld. In deze bedrijfstakken was het ziekteverzuim voor het laatst zo hoog aan het begin van deze eeuw. Het verzuim was het laagst in de financiële sector (3,0 procent).

Ondanks een geringe toename ten opzichte van een jaar eerder, was het verzuim in de handel (4,9 procent) en de horeca (4,5 procent) niet eerder zo hoog. Dit komt omdat de handel en vooral de horeca in het vierde kwartaal van 2020 nog een uitzonderlijke toename van het ziekteverzuim kenden. De horeca was jarenlang de bedrijfstak met het minste ziekteverzuim. De toename was het sterkst in vervoer en opslag: 6,2 procent, tegenover 5,3 procent een jaar eerder. Niet eerder was het verzuim in deze bedrijfstak zo hoog.

Het verzuim door ziekte nam bij het openbaar bestuur en overheidsdiensten (5,7 procent) en verhuur en handel van onroerend goed (4,0 procent) met 0,7 procentpunt ook sterk toe. Een jaar geleden kenden deze bedrijfstakken juist een afname van het ziekteverzuim.