-Brussel- Overal ter wereld leven vrouwen gemiddeld langer dan mannen, ondanks de medische vooruitgang en een krimpende genderkloof. Nieuw onderzoek bij ruim duizend diersoorten toont nu hoe dat komt – en dat er niet snel verandering in zal komen.
Bij de meeste zoogdieren leven de vrouwtjes langer, terwijl dat bij vogels precies omgekeerd is. Daarom wordt al langer vermoed dat het iets te maken heeft met de fameuze X en Y-chromosomen. Bij zoogdieren hebben vrouwtjes twee X-chromosomen, terwijl mannetjes één X en één Y hebben (dit wordt het zogenaamd ‘heterogametisch’ geslacht genoemd).
Wetenschappers vermoeden dat de combinatie van twee X-chromosomen vrouwtjes beter beschermt tegen schadelijke mutaties, en hen dus een overlevingsvoordeel oplevert. Opvallend: bij vogels zijn het net de vrouwtjes die het heterogametische geslacht hebben.
Een internationaal team nam de proef op de som en onderzocht sekseverschillen in levensduur bij 1176 vogel- en zoogdiersoorten. Bij bijna driekwart van de onderzochte zoogdieren (72 procent) leefden vrouwtjes langer – gemiddeld 12 procent. Bij de meeste vogelsoorten (68 procent) leefden mannetjes dan weer langer, gemiddeld 5 procent.
Niet de enige verklaring
Maar, zeggen de onderzoekers, dat zijn gemiddelden waar een sterke variatie en veel uitzonderingen in schuilen. Bij veel roofvogels zijn vrouwtjes bijvoorbeeld groter en leven ze langer dan mannetjes. Geslachtschromosomen kunnen dus maar een deel van het verhaal zijn.
Naast genetica spelen immers ook voortplantingsstrategieën een rol. Om door de seksuele selectie van de vrouwtjes te geraken, ontwikkelen mannetjes bijvoorbeeld opvallende kenmerken zoals een kleurrijk verenkleed, wapens of een grote lichaamsgrootte. Die vergroten dan wel de kans op voortplanting, ze kunnen blijkbaar ook de levensduur verkorten.
De nieuwe studie biedt meer bewijzen voor die hypothese: bij polygame zoogdieren met sterke concurrentie sterven mannetjes over het algemeen vroeger dan vrouwtjes. Vogels, die vaak monogaam zijn, kennen minder concurrentiedruk en daar leven mannetjes vaak langer.
Over het algemeen waren de verschillen het kleinst bij monogame soorten, terwijl polygamie en uitgesproken verschillen in grootte geassocieerd werden met een meer uitgesproken voordeel voor vrouwtjes.
Tot slot speelt ook ouderlijke zorg een rol. Het geslacht dat meer investeert in de opvoeding van nakomelingen – bij zoogdieren zijn dat vaak de vrouwtjes – leeft doorgaans langer. Bij erg langlevende soorten zoals primaten is dat waarschijnlijk een evolutionair voordeel: vrouwtjes overleven totdat hun nakomelingen onafhankelijk of geslachtsrijp zijn.
Dierentuinen
Maar zijn het dan toch niet vooral omgevingsfactoren – roofdieren, ziektes of barre klimaten – die aan de basis liggen van de verschillende levensverwachting tussen mannetjes en vrouwtjes?
Om dat te onderzoeken, hebben de wetenschappers zich op exemplaren in dierentuinen gericht. Uit een vergelijking tussen populaties in de dierentuinen en in het wild blijkt dat de verschillen tussen de seksen in dierentuinen vaak kleiner zijn, maar zelden verdwenen.
Dat zien we in feite ook bij de mens, zeggen de onderzoekers: de vooruitgang in de geneeskunde en leefomstandigheden heeft de kloof in levensduur wel verkleind, maar niet helemaal weggewerkt.
Kortom, de bevindingen tonen dat de verschillen in levensduur tussen de geslachten diepgeworteld zijn in evolutionaire processen en dat ook genetische verschillen in het systeem van geslachtsbepaling mogelijk ook een rol spelen. De verschillen tussen de seksen maken deel uit van onze evolutionaire geschiedenis, besluiten de onderzoekers, en ze zullen hoogstwaarschijnlijk in de toekomst blijven bestaan.