Eikenprocessierups eenvoudig te bestrijden met….koolmeesje

Leestijd: 4 minuten
 De eikenprocessierups is een steeds groter wordende plaag in ons land, het zou komen door de stijging van de temperatuur zeggen wetenschappers, andere wetenschappers twijfelen daar aan, zoals het altijd gaat in de wetenschap, uiteindelijk weet men niet.
In het Drentse Eeserveen gaat men nu een ‘Klazien uut Zalk’ methode toepassen door mezen te lokken. De vogels eten namelijk de eikenprocessierups op, voor de meesjes zijn de rupsen een waar feestmaal. Met mezen wil het dorp nu de overlast veroorzakende rupsjes bestrijden. In het dorp worden nu vijftig nestkastjes opgehangen. Lees verder onder de foto>
Eikenprocessierups niet ongevaarlijk

Een jaar geleden werden in het aanpalende dorp Borger 53 nestkasten opgehangen, als test. Uiteindelijk bleek dat 49 van die kasten bezet waren in het broedseizoen.

Wethouder Freek Buijtelaar van de gemeente Borger-Odoorn: “Wij zien dat buurtbewoners ook belangstelling hebben in deze 100% milieuvriendelijke beheersing van de eikenprocessierups. Daarom willen wij de medewerking aan dit project stimuleren door ook andere buurtverenigingen de gelegenheid te bieden om mee te doen.” De gemeente stelt de nestkasten beschikbaar. Naast de vijftig nestkasten in Eeserveen hangt Borger-Odoorn nog eens 150 mezenkasten op in de rest van de gemeente.

De eikenprocessierups is de rups van de eikenprocessievlinder  (Thaumetopoea processionea), een nachtvlinder uit de familie tandvlinders. De soort komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa, is algemeen in België en sinds 1990 wordt hij ook in ons land steeds algemener.

De rups heeft voor de mens gevaarlijke brandharen en vertoont herhaaldelijk getalsmatig pieken in aanwezigheid, waardoor ze als een plaaginsect wordt beschouwd. Gedurende de winter overwintert de rups als pop in de bodem nabij een eik. Nadat uit de pop de vlinder te voorschijn komt gaat deze naar de top van een boom om, na te hebben gepaard, bij het jonge blad haar eitjes te leggen. De larve die hier uitkomt is een bladvretende rups die, zoals de naam al zegt, vooral op eiken voorkomt. In Nederland en Vlaanderen ontwikkelt de rups zich steeds vaker in zulke grote aantallen dat van een plaag gesproken kan worden. De processierups zit vooral in gesponnen nesten aan de zonnige zuidkant van de eikenstammen in lanen en parken. De nesten bestaan uit een dicht spinsel met vervellingshuidjes, brandharen en uitwerpselen.

De bruingrijze eikenprocessievlinder, een nachtvlinder met donkere dwarslijnen, vliegt tot begin september.De soort komt van nature voor in Zuid- en Centraal-Europa, maar het verspreidingsgebied is, waarschijnlijk door klimaatverandering, steeds verder naar het noorden opgeschoven. In België komt de rups al langere tijd algemeen voor, vooral in de provincies Antwerpen en Limburg.

Tussen 1820 en 1900 kwam de rups volgens de Catalogus der Nederlandse Macrolepidoptera in Nederland al voor ten zuiden van grofweg de lijn Arnhem – Nijmegen – Vianen – Dordrecht, met als opmerking bij de opgaven onder andere ‘in vrij grooten getale’ en ‘talrijk’. Waardoor de soort daarna lange tijd zo goed als verdween uit Nederland is niet duidelijk. Sinds 1990 komt hij weer steeds vaker voor en anno 2018 omvat het verspreidingsgebied geheel Nederland.

De rups wordt vooral gesignaleerd in zomereiken langs lanen in steden en dorpen, erfbeplantingen op campings en landgoederen in bosrijke omgevingen. In bossen wordt de rups ook waargenomen, maar in mindere mate waardoor de overlast er beperkter is.

Zich verplaatsen doen de rupsen ‘s nachts, op zoek naar voedsel, waarbij ze in meerdere rijen dicht achter elkaar aan lopen, als in een processie. Overdag zijn ze in hun nest. De rupsen vreten soms eikenbomen bijna geheel kaal. Droge winters en droge, warme zomers stimuleren de getalsmatige ontwikkeling van de rups. Lees verder onder de foto>

De brandharen van de rups vormen voor de mens een gevaar voor de gezondheid. Het lichaam van de rups is bedekt met lange, witte haren die op roodachtige wratten staan ingeplant (dit zijn niet de brandharen). De brandharen zijn ongeveer 0,2 tot 0,3 millimeter lang, zijn pijlvormig en hebben weerhaakjes. De haren, die bij een bedreiging worden afgeschoten, kunnen dan makkelijk de huid, de ogen en de luchtwegen binnendringen. De stoffen die van de haren afkomen veroorzaken een op allergie lijkende huiduitslag, zwellingen, rode ogen en jeuk. In de meeste gevallen verdwijnen de klachten vanzelf. Niet alle personen zijn even gevoelig voor de brandharen.

In zeldzame gevallen kunnen andere verschijnselen ontstaan, namelijk braken, duizeligheid en koorts. De rupsen hoeven niet te worden aangeraakt om in contact te komen met de brandharen. De haartjes verspreiden zich met de wind en kunnen zo in contact komen met wandelaars of fietsers. De haren verschijnen vanaf ongeveer half mei tot eind juni op de rupsen. De haren blijven ook na het vertrek van de rupsen in de nesten, die aan de stammen en dikke takken hangen, aanwezig. Na jaren kunnen deze nesten bij aanraking nog overlast veroorzaken. Ook andere dieren, met name honden, kunnen last hebben van de brandharen van de rups.

De eitjes komen in april of mei uit, tegelijk met de eerste bladeren van de eik. De rupsen zijn dan oranjeachtig gekleurd. De kleur van de rupsen verandert in een grijsgrauw met lichtgekleurde zijden. Na de derde vervelling krijgen de rupsen de donkere brandharen op de rug. De rupsen zijn tot 3,5 cm lang.

De rupsen vervellen zes of zeven keer voordat ze in een onopvallende nachtvlinder veranderen. Begin september zetten de vrouwtjesvlinders hun eitjes af in de toppen van eikenbomen.

 

Bron: Gemeente Borger Foto: wikimedia/pixabay