‘s- Gravenhage- De importheffingen die de regering-Trump op 2 april heeft aangekondigd, zorgen voor hogere handelskosten en veel onzekerheid. Daardoor dalen investeringen en de export, wat zorgt voor een lagere bbp-groei. Het bbp komt naar verwachting eind 2026 1% lager uit. Doordat de koers van de dollar daalt, zijn de gevolgen voor de inflatie beperkt. Dat blijkt uit een studie van het Centraal Planbureau (CPB) naar de effecten van importheffingen op de Nederlandse economie.
Het CPB heeft de gevolgen van twee scenario’s doorgerekend: importheffingen door alleen de VS zoals die op 2 april bekend zijn gemaakt (en later zijn uitgesteld), en een scenario waarbij landen met een gelijk percentage terugslaan. Het CPB keek naar de economische gevolgen op zowel de korte- als lange termijn.
Onzekerheid
Naast de directe en indirecte gevolgen van de importheffingen voor de handel neemt de onzekerheid in de economie toe. Dit heeft een negatief effect op investeringen en leidt ook tot onzekerheid op financiële markten. Na de aankondiging op 2 april is de dollar in waarde gedaald. Omdat de dollarkoers daalt, betaalt Nederland in beide scenario’s minder voor importen uit de VS als ook voor bijvoorbeeld olie. Dit remt de inflatie.
Terugslaan
In het tweede scenario slaat de Europese Unie terug met importheffingen op goederenimport uit de VS. Deze heffingen verhogen Nederlandse invoerprijzen, maar ook het effect hiervan op inflatie is beperkt. In dit scenario is geen rekening gehouden met verder oplopende onzekerheid. Terugslaan zal in dat geval grotere gevolgen hebben.
Sectoren profiteren op langere termijn
De gevolgen voor het Nederlandse bbp zijn op de lange termijn kleiner dan op de korte termijn. Dit komt doordat bedrijven meer tijd hebben om zich aan te passen en om alternatieve afzetmarkten te vinden. Voor sectoren zijn de uiteindelijke gevolgen verschillend. Op de langere termijn zal de industrie last houden van de verslechterde concurrentiepositie ten opzichte van de VS, maar dienstensectoren kunnen juist profiteren.