Paus Benedictus XVI spreekt! Twee Pausen werken nu aan misbruikkwestie.

Leestijd: 13 minuten

Emeritus-Paus verbreekt stilzwijgen met toestemming van Paus Franciscus

-VATICAANSTAD-De Emeritus Paus Benedictus XVI verbreekt,tegen alle traditie in voor het eerst het zwijgen rond de misbruiksituatie in de Rooms-Katholieke Kerk. De oorzaak van het misbruik is volgens hem te wijten aan de Kerkverlatingen en geloofsafval wegens de sexuele revolutie in de jaren 1960, waardoor de mensen de leer van de Kerk rond sexualiteit niet meer serieus namen.

Der Emeritus Paus Benedictus XVI komt met een zeer lang betoog rond het wereldwijde misbruikschandaal. In een gesprek met de Katholieke omroep EWTN-tv roept hij op tot een “vernieuwing van het geloof” en tot een hernieuwd contact met God, om deze immense crisis de baas te worden.

Als hoofdreden voor het misbruik noemt hij de Goddeloosheid en vervreemding van het Geloof, dat zich sinds de 1960er jaren óók in een afkeer van de Katholieke sexuele moraal weerspiegelde. Ook in de  Theologie, in de Priesteropleidingen en in de keus van de Bisschoppen zijn kardinale fouten gemaakt.

“Hoe kon Pedophilie op zo grote schaal voorkomen?”

Benedictus XVI: “Mijn uitspraken zijn ontstaan uit bijgehouden notities die ik voor en tijdens de antimisbruikconferentie in februari jl. maakte. Aan de hand daarvan hield ik ‘ruggespraak’ met Paus Franciscus om het te laten publiceren in het blad voor de Beierse Clerus in Duitsland”.

Hoe kon pedophilie op zo grote schaal voorkomen in en buiten de Kerk? vraagt de in 2013 teruggetreden Paus zich af: “De afwezigheid van God is een belangrijke reden. Ook wij Christenen en Priesters praten nu even liever niet over God, het lijkt namelijk niet erg praktisch te zijn”. “Een samenleving met een niet aanwezige God is een samenleving waarin ‘de menselijke maat’ altijd verloren gaat. Benedictus verwijst naar de culturele revolutie van 1968, toen men pedophilie meende te moeten accepteren, voeg daarbij de ineenstorting van de Katholieke sexuele leer. De Kerk en de ‘vrije’samenleving kwamen tegenover elkaar te staan. Ook in de Seminaries ontstonden homoclubjes, waardoor zelfs in de Seminaries een fout klimaat de leer aanzienlijk wijzigde. Met ‘ontzetting’ kun je vandaag de dag zien dat onze jeugd dingen meemaakt die hen zal vernietigen, nog erger is het dat zich dit ook onder Priesters voordoet.

Kerk niet veranderen naar menselijke en politieke maatstaven

De Emeritus Paus, die binnenkort 92 hoopt te worden, waarschuwt uitdrukkelijk de Kerk niet naar mensenlijke of politieke maatstaven te hervormen. De Kerk wordt vandaag-de-dag nog slechts gezien als een politiek blok, zo de Paus. Men spreekt over de Kerk als ware zij een politieke partij en dat geldt ook voor de Bisschoppen, die hun ideeën over de Kerk van morgen, alleen nog in politieke bewoordingen formuleren. De misbruikcrisis, die door de vele misbruikzaken wereldwijd door Priesters  zijn veroorzaakt en nu de Kerk een slechte reputatie geven, lost zich niet zo maar op, want wij zijn het zelf die de Kerk moeten veranderen. “Een nieuwe zelf gemaakte Kerk kan geen hoop voor ons zijn, want de Heilige Kerk bestaat nog steeds en die is onverwoestbaar”.

Van 21 – 24 Februari dit jaar 2019 hebben op uitnodiging van de Paus de voorzitters van alle Bisschoppenconferenties deelgenomen aan de misbruikconferentie in Vaticaanstad, die onthutsende feiten aan het daglicht bracht over misbruik van minderjarigen door Geestelijken. De omvang van het probleem heeft velen doe twijfelen aan het geloof van de Kerk. Hier moest, zo vond de Paus een sterk signaal worden afgegeven en getracht worden om een nieuwe start te maken, om de Kerk weer het licht onder de volkeren te doen zijn.

Benedictus: “Omdat ik zelf, ten tijde van de ‘uitbraak’ van de misbruikcrisis als verantwoordelijk Herder in de Kerk werkte, moest ik mij – ook al ben ik nu met Emeritaat en draag geen verantwoordelijkheid meer – de vraag stellen, wat ik terugkijkend kan betekenen voor de Kerk bij een nieuwe aanvang. Daarom heb ik van het begin af aan tot en met de misbruikconferentie dit jaar, hier in Vaticaanstad, notities gemaakt, waarmee ik hoop op de een-of-andere manier behulpzaam te zijn. Na overleg met Staatssecretaris Kardinaal Parolin en de Heilige Vader zelf lijkt het mij verstandig, de zo ontstane overwegingen in het Duitse „Kerusblatt“ te publiceren”.

“Mijn werk is drieledig. In eerste instantie probeer ik kort, de algemeen maatschappelijke context ter discussie te stellen, zonder welke het probleem niet begrijpelijk is. Ik probeer aan te tonen, dat in de 60er jaren een ongehoorde verandering plaats vond, zoals in de geschiedenis van de ganse mensheid nog niet eerder voorkwam. Men kan zeggen, dat in de 20 jaren van 1960 – 1980 de tot dan toe geldende normen en waarden rond sexualiteit volkomen werden weggevaagd en er eigenlijk geen normen meer waren. Kortom, op sexgebied mocht en kon alles”.

“In een tweede overweging probeer ik, uitwerkingen van deze situatie in de priesteropleidingen en in het leven van de Priester te duiden”.

“Ten slotte in het derde deel enige perspectieven voor een duidelijk antwoord van de zijde van de Kerk te geven”.

“1. De hele zaak begint met de door de overheid voorgeschreven en gedragen sexuele voorlichting aan kinderen. In Duitsland heeft de minister voor volksgezondheid mevrouw Strobel een film laten maken, in welke onder het mom van voorlichting alles, wat tot dan toe niet openlijk mocht worden getoond, inclusief de sexuele daad, ineens getoond werd”.

“Dezelfde ontwikkeling ontstond binnen de Oostenrijkse regering die een film uit liet brengen met de titel: ‘ Sexkoffer’. Sex- en pornofilms werden nu ‘dagelijkse kost, ‘ze werden ook in kleine cinema’s op stations vertoond. Ik kan mij nog herinneren, dat ik op een dag naar de stad Regensburg ging en een grote mensenmassa zag staan wachten voor een cinema, zoals ik het ooit in de oorlogsdagen had gezien, als er voedsel uitgedeeld werd. Ook herinner ik mijn, hoe ik op Goede Vrijdag 1970 in de stad kwam en daar reclamezuilen zag met posters van vrijende stelletjes er op”.

“Tot de vrijheden die de ‘revolutie’ van 1968 bracht, hoorde ook volledige sexuele vrijheid, die geen beperkingen meer kende. De agresiviteit die die jaren eveneens kenmerkte, is met het geestelijk verval nauw verbonden. In vliegtuigen werden geen sexfilms meer getoond, omdat onder de kleine schaar passagiers agresiviteit ontstond. En de uitwassen ten aanzien van de kleding riep eveneens agressie op, daarom besloten schooldirecties  in die tijd de kledingeisen zodanig voor te schrijven dat er toch een mogelijkheid bleef om fatsoenlijk les te kunnen geven”.

“In de sexuele revolutie van 1968 werd nu ook pedophilie als geaccepteerd beschouwd en als normaal sexueel gedrag. Voor jonge mensen in de Kerk, maar niet voor hen alleen, was dit het begin van een zeer moeilijke tijd. Ik heb mijzelf altijd afgevraagd, hoe gaan jonge mensen nu om met het Priesterschap. De snelle terugloop in de aanwas van nieuwe Priesters in die jaren en het grote aantal uittredingen (ook in Kloosters) had uitsluitend te maken met de sexuele revolutie”.

“2. Onafhankelijk van deze ontwikkeling heeft in diezelfde tijd een ineenstorting van de Katholieke Moraaltheologie plaats gehad, welke de Kerk weerloos tegenover de samenleving maakt. Ik probeer dit toe te lichten. Tot aan Vaticanum II werd de Katholieke Moraaltheologie verregaand natuurrechtelijk verwoord, terwijl de Heilige Schrift ter bevestiging werd aangehaald. Tijdens het Concilie werd gekeken naar een nieuwe formulering van de Openbaring en werd de natuurrechtelijke optie verregaand afgeschaft en een geheel op de Bijbel gefundeerde Moraaltheologie geëist. Ik kan mij nog herinneren, hoe de Jezuïten-Faculteit in Frankfurt een hoogbegaafde jonge Pater (Schüller) aan het werk zette om een op de Schrift gefundeerde moraal voor te bereiden. Die prachtige dissertatie van Pater Schüller toont een eerste stap naar een op de Schrift gefundeerde nieuwe moraal. Pater Schüller werd daarna naar Amerika gestuurd om hierop verder te studeren en kwam met de ontdekking terug, dat op basis van de Bijbel alleen, men geen nieuwe moraal kan ontwikkelen. Hij heeft toen getracht een meer pragmatische moraaltheologie  te ontwikkelen, zonder daarmee een antwoord op de crisis inzake moraal te kunnen geven”. Lees onder verder>

 

“Dat ik zelf ten tijde van de uitbraak van de crisis als verantwoordelijk herder in de kerk werkzaam was, moest ik mij – ook als ik nu als emeritus geen directe verantwoording meer draag – de vraag stellen, wat ik zo terugkijkend, kan bijdragen aan een nieuwe bloei van de Kerk. Zo heb ik in de tijd van het bekend worden van alle misbruik tot aan het begin van de conferentie van alle voorzitters van de Bisschoppenconferenties , notities gemaakt, waarmee ik op de een of andere manier kan helpen in dit uur van grote nood. Na overleg met Staatssecretaris Kardinaal Parolin en de Heilige Vader zelf lijkt het mij een goed idee, de zo ontstane tekst in het Duitse  „Klerusblatt“ te publiceren”.

“De lang voorbereide en in gang gezette afschaffing van de sexuele moraal uit Christelijke zicht, die ik probeer aan te tonen, beleefde in de 60er jaren een radicaliteit, zoals wij nog nooit gezien hadden. In samenhang met het ontmoeten van de voorzitters van de Bisschoppenconferenties uit de ganse wereld met de Paus, interesseert mij vooral de vraag van het Priesterleven, maar ook de Seminaries. Ook bij de opleidingen aan de Seminaries is een ineenstorting van een goede voorbereiding op het Priesterleven merkbaar geweest”.

“In diverse Seminaries ontstonden homosexuele clubs, die min of meer openlijk ageerden en het leefklimaat in de instellingen veranderden. In een Seminarie in Zuid-Duitsland leefden Priesterkandidaten en kandidaten voor een Kerkelijke lekenfunctie samen onder één dak. Bij de gezamelijke maaltijden waren Seminaristen, gehuwde leken, deels met vrouw en kinderen, samen. Een dergelijk klimaat kan geen goede Priesters voortbrengen. De Heilige Stoel kende deze situaties, maar greep niet echt doortastend in. Als eerste stap werd destijds wel een Apostolische Visitatie in de Seminaries van Amerika gedaan”.

Wellicht is het noemenswaardig, dat in behoorlijk wat Seminaries de studenten, die mijn boeken lazen, als niet geschikt voor het Priesterambt werden aangezien.

 

“Toen na Vaticanum II ook de criteria voor keuze en benoeming van de Bisschoppen werden veranderd, werd ook de verhouding tussen Bisschoppen en hun eigen Seminaries verschillend. Als criterium voor de benoemingen van nieuwe Bisschoppen werden nu vooral zaken als trouw aan „Vaticanum II“ gesteld, waardoor de morele opvattingen heel divers werden. De traditionele houding van de Kerk werd niet meer geaccepteerd en moest worden vervangen door een radicale, wereld-open houding. Zo was er een Bisschop die zijn Seminaristen pornofilms had getoond, met de bedoeling, hen zo weerstand te geven tegen een anti-religieus leven. Er waren – niet alleen in de Verenigde Staten van Amerika – enkele Bisschoppen, die de Katholieke traditie in zijn  geheel afwezen en trachtten in hun Bisdommen een nieuw soort van Katholicisme in te voeren. Wellicht is het noemenswaardig, dat in behoorlijk wat Seminaries de studenten, die mijn boeken lazen, als niet geschikt voor het Priesterambt werden aangezien. Mijn boeken werden aangezien als slechte lectuur en verbannen naar de zolders en konden slechts heimelijk gelezen worden”.

 

“2. Het thema Pedophilie is, zover ik nog weet, pas in de tweede helft van de jaren 1980 opgelaaid. Het was in de U.S.A. inmiddels een ‘heet hangijzer’, waardoor de Amerikaanse Bisschoppen in Rome hulp zochten, omdat het Kerkelijk recht, niet voldoende handvatten aanreikte, om de nodige maatregelen te nemen. Rome en de Romeinse Canonisten hadden grote moeite met het thema; naar hun mening moet het voldoende zijn om een Priester die in de fout ging, tijdelijk, uit zijn ambt te zetten, om reiniging en genezing te bewerkstelligen. Dit accepteerden de Amerikaanse Bisschoppen niet, omdat deze Priesters dan toch onder de verantwoordelijkheid van de Bisschop bleven. Een vernieuwing en strengere vorm van het strafrecht in deze kwam maar langzaam op gang”.

“Daarbij dook nog een principieel probleem rond het strafrecht op. De rechten van een aangeklaagde moesten worden gegarandeerd en wel tot een punt, die praktisch gezien een veroordeling onmogelijk maakte”.

“Sta mij toe de Bijbel even ter hand  te nemen voor een vergelijk. In de ophef rond pedophilie is een woord van Jezus mij te binnen geschoten: “Maar als iemand een van deze kleinen die geloven, aanstoot geeft, het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp.“ (Mk 9, 42). Deze woorden zijn van oorsprong niet terug te voeren op kindermisbruik. Het woord „de kleinen“ betekent in de woorden van Jezus, de eenvoudige gelovigen, die door de intellectuele hoogmoed van zich religieus noemende personen in hun geloof ten val gebracht kunnen worden. Jezus beschermt hier dus het geloof  met een bestraffing aan diegenen, die het geloof schade willen doen toebrengen. De moderne lezing van dit vers is niet fout, maar mag niet losgekoppeld worden van de oorspronkelijke betekenis. Het gaat er dus om dat het recht volledig zijn loop krijgt en in overeenstemming is met de boodschap van Jezus, niet alleen de belangen van de aangeklaagde moeten beschermd worden, maar ook het geloof in zijn geheel. Als men daar tegenwoordig over spreekt dan krijgt men weinig bijval, het belang van het slachtoffer lijkt boven alles te gaan. Het geloof lijkt heden ten dage geen bescherming meer te mogen krijgen, dit is een bedenkelijke situatie, die door de Herders van de Kerk serieus genomen moet worden”.

“De opmerkingen over de situatie van de Seminaries ten tijde van het uitbreken van de misbruikcrisis wil ik nog verduidelijken met de ontwikkelingen van het Kerkelijk recht. An sich is voor wangedrag door Priesters de Congregatie voor de Clerus verantwoordelijk. Destijds, ben ik met Paus Johannus Paulus II overeen gekomen, dat het gepast zou zijn, de verantwoordelijkheid rond dergelijke delicten over te dragen aan de Congregatie, en wel onder de titel „Delicta maiora contra fidem“. Met deze beslissing bestond dan ook de mogelijkheid tot het geven van de hoogst mogelijke straf, dat wil zeggen uitzetting uit het ambt en terugzetting tot de lekenstand, dat was tot dan toe niet mogelijk. Dit was geen truck, om de hoogste straf op te kunnen leggen,maar vloeit voort uit het gewicht van het Geloof van de Kerk. Men moet bedenken dat bij dergelijke overtredingen door Geestelijken, uiteindelijk het Geloof zelf beschadigd wordt: Alleen daar waar het Geloof niet langer de leidraad is, kunnen zulke overtredingen plaats hebben. Wij besloten ook om daar waar de Diocese een zaak niet aan kan, de zaak in Rome te laten behandelen. In ieder geval moet de Congregatie voor de Geloofsleer de zaken op harde feiten beoordelen opdat de aangeklaagde er van verzekert is dat er een fair proces komt. Ook een hoger beroep moet mogelijk zijn tegen een uitspraak. Nog steeds wordt er gewerkt aan verder vormen van juridische aanpak, het probleem is tenslotte een ingewikkelde materie”.

III.

“Wat moeten wij doen? Moeten wij een nieuwe Kerk beginnen, om definitief af te rekenen? Wel, dit expiriment is al eens gedaan en mislukt. Alleen gehoorzaamheid en liefde aan onze Heer Jezus Christus kan ons de rechte weg wijzen. Proberen wij eerst, opnieuw en innerlijk te begrijpen, wat de Heer met ons wilde en wil”.

“Ik zou zeggen: Als wij de inhoud van de Bijbel samenvatten, kunnen wij zeggen: De Heer heeft een band van liefde met ons en wil de ganse schepping in deze samenvatten. De tegenpool is het kwaad, dat ons en de ganse wereld bedreigt, alleen als wij ons inlaten met de liefde kunnen wij het kwaad overwinnen. Liefde is het enige medicijn tegen alle kwaad. De macht van het kwaad ontstaat door onze weigering de liefde van God te accepteren”.

“Wij kunnen zeggen: Het fundamentele geschenk van ons geloof is de zekerheid te weten dat God bestaat. Een wereld zonder God is een wereld zonder zingeving. Want waar komt alles vandaan? Alleen als alles een Geestelijk fundament heeft en gewild en gewenst is, alleen als er een scheppende God is, die goed is en alleen maar het goede wil, kan ook het leven voor de mens zinvol zijn”.

“Dat God bestaat als Schepper en als maatstaf voor alle dingen, is een menselijk oerverlangen. Maar een God, die zich niet laat zien of merken is een vermoeden en kan nooit ons leven bestemmen. Opdat God ook echt God is, mogen wij verwachten dat hij zich op enigerlei wijze openbaart. Hij heeft het op velerlei wijze gedaan, doorslaggevend echter in de roep, die aan Abraham uitging en de mens, die op zoek is naar God, richting gaf: God werd zelf mens, spreekt als mens met ons mensen”.

“Zo wordt uiteindelijk het „God is“ tot een werkelijk ware boodschap, omdat Hij liefde schept en is. Dit aan de mensen weer duidelijk te maken is onze eerste en meest belangrijke opdracht”.

“Een samenleving, waarin God afwezig is – een samenleving die hem niet kent, is een samenleving, die geen maat kent. De westelijke wereld is een samenleving, waarin God nauwelijks nog voorkomt. Daarom is het een samenleving waarin de juiste maat voor het menselijke verloren gaat. Af en toe voelen wij wat kwaad is en de mensheid kapot maakt. Zo is het ook met Pedophilie. Tot voor kort geaccepteerd. Nu erkennen wij met ontzetting, dat het onze kinderen kapot maakt. Dat het zich ook in de Kerk en onder Priesters kan ontwikkelen, het schokt ons allen”.

“Hoe kon Pedophilie zich zo uitbreiden? Het antwoord ligt vooral in de afwezigheid van God. Ook wij Christenen en Priesters praten liever niet over God, het lijkt niet zinvol. Na de verschrikkingen van de tweede wereldoorlog hebben wij in Duitsland in onze grondwet naar God als onze leidraad verwezen. Een halve eeuw later is het niet meer mogelijk, God als maatstaf in de Europese grondwet op te nemen. God wordt nog slechts als vertegenwoordiger van een kleine slinkende groep gezien”.

“Onvergetelijk blijft mij in herinnering de waarschuwing, die mij de grote theoloog Hans Urs von Balthasar op een wenskaart aan mij schreef: „De drie-ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest, niet veronderstellen, maar voortzetten!“ God schijnt heden-ten-dage ver weg te zijn. Wij moeten God weer op de eerste plaats zetten, in ons denken en handelen”

 

“God is voor ons mens geworden. De mens ligt Hem zo na aan het hart, dat Hij zich met de mens verenigde en zo in de menselijke geschiedenis binnentrad. Hij spreekt met ons, Hij leeft met ons, lijdt met ons. Daar praten wij over in de theologie, met dure woorden. maar juist zo ontstaat het gevaar, dat wij ons tot meesters van het geloof maken in plaats van ons er door te laten vernieuwen en beheersen”.

“Bedenken wij dit alles in een belangrijk feit: de viering van der Heilige Eucharistie. Onze omgang met de Eucharistie kan leiden tot zorg. Tijdens het 2e Vaticaanse concilie ging het er om, dit Sacrament van de tegenwoordigheid van Lichaam en Bloed van Christus, de aanwezigheid van zijn Persoon, zijn lijden, sterven en wederopstanding weer in het middelpunt van het Christelijke leven en bestaan van de Kerk te plaatsen. Daarvoor willen wij de Heer danken !”

“Maar dominant is een andere houding: Niet een nieuwe eerbied voor de aanwezigheid van de dood en wederopstanding van Christus domineert, maar een manier van omgaan met Hem, die de grote omvang van het geheim vernietigt. De leegloop van de Kerk toont, hoe weinig respect wij Christenen nog voor Hem hebben, Hij die reaal aanwezig is. De Eucharistie wordt gedevalueerd tot een ceremonie, als een plichtmatig samenzijn bij familiefeesten, zoals huwelijk, doop of uitvaart. Als wij dus oprecht gaan nadenken, dan zal duidelijk worden dat wij helemaal geen andere Kerk nodig hebben. Wat nodig is is een terugvinden en herontdekken van ons Geloof en de aan ons geschonken werkelijkheid van Jezus Christus in het Sacrament”.

“In de gesprekken met slachtoffers van Pedophilie is mij dit steeds duidelijker geworden. Een meisje, actief als misdienaar, vertelde mij, dat haar Kapelaan, die haar misbruikte, het misbruik altijd begon met de woorden: „Dit is mijn Lichaam, dat voor U gegeven wordt.“ Dat deze vrouw de consecratiewoorden niet meer kan aanhoren, zonder telkens de ellende, haar aangedaan, te herleven, moge duidelijk zijn. Ja, wij moeten de Heer dringend om vergiffenis vragen en Hem vooral vragen, dat hij ons allemaal opnieuw de betekenis van zijn lijden, zijn opoffering laat begrijpen. En wij moeten er alles aan doen, om het Godsgeschenk van de Heilige Eucharistie tegen misbruik te beschermen”.

“Dan is er het Mysterie van de Kerk. Onvergetelijk is de uitspraak, die bijna 100 jaar geleden, Romano Guardini deed: „Een gebeurtenis van onafzienbare draagwijdte is begonnen, de Kerk ontwaakt in de Zielen.“ Hij wil daarmee zeggen, dat de Kerk niet meer een instituut is dat op ons toekomt, als een soort overheidsdienst en als zodanig ook ervaren, maar begint, in de harten als aanwezig te voelen. Nu een halve eeuw later voelt het voor mij alsof deze zin omgekeerd moet worden: „De Kerk sterft in de Zielen.“ Inderdaad wordt de Kerk vandaag-de-dag nog slechts waargenomen als een politiek apparaat. Men spreekt over de Kerk in politieke termen, en dat geldt helaas ook voor de Bisschoppen. De crisis, die door de vele misbruikgevallen door Priesters werd veroorzaakt, zorgt er voor dat steeds meer mensen de Kerk als een melaatse zien, die wij nu zelf grondig moeten reorganiseren en ‘genezen’. Maar een nieuwe zelfbedachte Kerk kan geen hoop bieden”.

“Jezus zelf heeft de Kerk vergeleken met een visnet, in welke goede en kwade vissen zitten, die aan het eind door God zelf moeten worden gescheiden. Daarnaast staat de vergelijking van de Kerk met een akker, waarop goede granen groeien, die God zelf gezaaid heeft, maar ook het onkruid, dat „een vijand“ in het geheim eveneens heeft gezaaid. Inderdaad is het onkruid op de akker Gods, ook in de Kerk, volop zichtbaar, en de boze vissen in het net tonen ook hun sterkte. Maar desondanks blijft de akker Gods akker en het net het visnet Gods. En te allen tijde bestaan niet alleen onkruid en de slechte vissen, maar ook het zaad Gods en de goede vissen. Beide gelijktijdig met nadruk benoemen, is geen valse Apologetiek, maar een noodzakelijke dienst aan de waarheid”.

“Het woord martelaar komt in onze wetboeken niet meer voor. In het proces tegen de duivel is Jezus Christus de eerste en eigenlijke getuige voor God, de eerste Martelaar, die sedertdien ontelbare volgelingen kreeg. De Kerk van vandaag is meer dan ooit een Kerk van Martelaren en zo getuige van de levende God. Wanneer wij met een open hart rondkijken en luisteren, kunnen wij overal, zeker onder de eenvoudige mensen, maar ook onder de ‘hoger geplaatsten’ in de Kerk getuigen vinden, die met hun leven en lijden voor God in staan. Het is onze eigen onkunde dat wij dat niet waarnemen. Tot de grote en wezenlijke opgaven van onze verkondiging hoort, voor zover wij kunnen, oorden van geloof te scheppen en te erkennen”.

“Ik leef in een kleine gemeenschap van mensen in de tuinen van het Vaticaan, die steeds weer zulke getuigen van de levende God ontdekken en in vreugde óók mij daarop wijzen. De levende Kerk te zien en te vinden, is een prachtige opgave, die ons allen sterkt en ons verblijden zal”.

“Aan het eind van mijn betoog wil ik Paus Franciscus danken voor alles, wat hij doet, om ons steeds weer het Licht Gods te tonen, dat ook vandaag weer niet is ondergegaan. Dank, Heilige Vader”!

(Benedikt XVI.)

Bron/foto: KNA