Stanford-onderzoek toont aan: vezels eten beschermt tegen kanker

Dat vezels belangrijk zijn voor de gezondheid van onze darmen is ondertussen algemeen bekend. Toch is niet iedereen fan van volkoren brood of peulvruchten, de uitgesproken bronnen van vezels. De dagelijkse aanbevolen hoeveelheid vezels – 25 tot 30 gram voor volwassenen-  wordt volgens de onderzoekers van Stanford Medicine veel te vaak niet gehaald.

Hun onderzoek, gepubliceerd in Nature Metabolism, wil ons alvast opnieuw overtuigen van het belang van een vezelrijke voeding, rijk aan bonen, noten, fruit en groenten. Uit de studie blijkt namelijk dat er directe epigenetische effecten zijn van vezels en dat sommige veranderingen uiteindelijk zelfs kankerremmend werken.

Vetzuren

Als we vezels eten, produceert het microbioom in de darmen vetzuren met een korte keten. Deze verbindingen zijn meer dan alleen een energiebron: er wordt al lang vermoed dat ze indirect de genfunctie beïnvloeden.

De onderzoekers gingen na hoe de twee meest voorkomende korte-ketenvetzuren in onze darmen, propionaat en butyraat, de zogeheten ‘genexpressie’ veranderden in gezonde menselijke cellen, in behandelde en onbehandelde menselijke darmkankercellen en in de darmen van muizen.

Ze ontdekten directe epigenetische veranderingen bij specifieke genen die instaan voor celdeling en -differentiatie, evenals voor enkele andere processen die ook belangrijk zijn voor het verstoren of beheersen van ongecontroleerde celgroei – wat ten grondslag ligt aan kanker.

Direct verband

“We vonden een direct verband tussen vezels eten en de modulatie van genfuncties met anti-kankereffecten”, zegt hoogleraar Genetica, Michael Snyder. “Over het algemeen is het dieet van mensen erg arm aan vezels – dat betekent dat hun microbioom niet goed gevoed wordt en niet zoveel korte-keten vetzuren maakt als het zou moeten. Dit doet onze gezondheid geen goed.”

Snyder denkt dat dit onderzoek kan aanzetten tot gesprekken en onderzoek naar de mogelijke synergetische effecten van voeding en kankerbehandeling.