-Heerlen- Dertigjarigen zijn minder vaak ‘gesetteld’. In 2021 woonden ze vaker dan tien jaar eerder bij een of beide ouders en minder vaak samen met een partner. Ook hadden minder mensen op die leeftijd een kind of een eigen woning. Dit geldt vooral voor dertigjarigen zonder vast werk. Dat blijkt uit nieuwe analyses door het CBS in samenwerking met het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI).
Dertigjarigen met vast werk meest gesetteld
Dertigjarigen met vast werk wonen vaker op zichzelf of samen met een partner dan leeftijdgenoten met een flexibele arbeidsrelatie of zonder werk. Ook hebben ze vaker een kind en/of een eigen woning.
Vooral dertigjarigen die geen werk hebben of die onderwijs volgen zijn in 2021 minder gesetteld dan tien jaar eerder. In deze groep daalde vooral het aandeel met een eigen woning (van 31 procent naar 20 procent). Ook woonden minder mensen samen (van 46 procent naar 37 procent) en hadden ze minder vaak een kind (van 42 procent naar 35 procent).
Dertigjarigen met gezin minder vaak een koopwoning
Dertigjarigen met een partner en kind hebben, in vergelijking met leeftijdsgenoten, het vaakst een eigen woning, maar het aandeel verschilt naar onderwijs- en arbeidspositie. Dertigjarigen zonder werk en zonder hbo- of wo-diploma hebben het minst vaak een eigen woning (45 procent in 2021).
Voor alle groepen nam het aandeel met een eigen woning af. De grootste afname is bij dertigjarigen met een hbo- of wo-diploma zonder werk (van 75 procent in 2011 naar 61 procent tien jaar later). In 2011 hadden zij vaker een eigen woning dan flexibele werknemers zonder hbo-of wo-diploma, maar in 2021 juist minder vaak.
Sterkste afname woningbezit alleenwonenden zonder werk
Alleenwonende dertigjarigen hebben het minst vaak een eigen woning. Dit aandeel nam in tien jaar relatief sterk af, vooral bij degenen zonder werk en zonder hbo- of wo-diploma. Tussen 2011 en 2021 halveerde het aandeel met een eigen woning in deze groep bijna (van 16 procent naar 9 procent).
Onder alleenwonende dertigjarigen met een vaste of flexibele arbeidsrelatie nam woningbezit juist het sterkst af bij hbo- of wo-gediplomeerden. Dit daalde van 57 procent in 2011 naar 44 procent in 2021 bij degenen met een vaste arbeidsrelatie, en van 36 procent naar 23 procent voor de groep met een flexibele arbeidsrelatie.