-Vaticaanstad- Het Vaticaan waarschuwt rooms-katholieken en theologen om de grenzen van het christelijk geloof niet te overschrijden in de verering van Maria. Een ‘leerstellige nota’ is nu gepubliceerd om duidelijkheid te verschaffen, “er zijn grenzen aan de Mariaverering”.
In de tekst “Mater populi fidelis” (Moeder van het gelovige volk) spreekt de hoedster van het geloof zich duidelijk uit voor het vermijden van titels als “Medeverlosseres” of “Middelares van de Genade” in de Mariaverering en theologie. De reden die wordt gegeven is dat dergelijke aanduidingen schadelijk zijn voor een “passende beschouwing van de christelijke boodschap in haar harmonieuze geheel”.
Met het document probeert het Vaticaan een einde te maken aan een debat binnen de kerk sinds het midden van de 20e eeuw, dat sinds Johannes Paulus II (1978-2005) weer in een stroomversnelling was gekomen. De Poolse Paus had verschillende keren gesproken over “Maria als Medeverlosseres” – zonder nauwkeuriger te definiëren wat hij daarmee bedoelde.
Ratzinger
Verwijzend naar Ratzinger, de toenmalige hoeder van het geloof van Johannes Paulus II, had kardinaal Joseph Ratzinger – die later zelf Paus Benedictus XVI werd – al in 2002 verklaard dat de titel ‘Medeverlosseres'” afstand nam van de taal van de Bijbel en misverstanden veroorzaakte. Ratzinger vervolgde: “Maria is ook alles wat zij is, door Christus. Het woord ‘Medeverlosseres’ zou deze oorsprong verdoezelen.”
Kardinaal Fernandez, een naaste vertrouweling van wijlen Paus Franciscus (2013-2025), sluit zich nu aan bij dit argument en verklaart: “Met het oog op de noodzaak om de ondergeschikte rol van Maria aan Christus in het verlossingswerk uit te leggen, is het gebruik van de titel van Medeverlosseres altijd ongepast als het gaat om het definiëren van Maria’s deelname daaraan.” Deze titel draagt het gevaar in zich “de unieke bemiddeling van de zaligheid van Christus te verbergen” en kan daarom tot verwarring leiden.
Fernandez spreekt zich ook duidelijk uit tegen het zien van Maria als de “middelaar” van Gods genade. Hij schrijft: “De rol van bemiddelaar behoort uitsluitend toe aan de mensheid van Christus.” Met het oog op de “duidelijkheid in het geopenbaarde woord van God” “is bijzondere voorzichtigheid geboden bij de toepassing van de titel ‘Middelares’ op Maria”.
Het Vaticaan legt verder uit: “Geen enkele menselijke persoon, zelfs niet de apostelen of de gezegende Moeder, kan optreden als een universele gever van genade. Alleen God kan genade schenken en hij doet dat door de menselijkheid van Christus.”
Christus als enige middelaar
Maria is inderdaad “vol van genade”; Maar het werkt “door een afgeleide en ondergeschikte participatie”. Daarom moet elk gesprek over de bemiddeling van de genade door Maria worden begrepen in relatie tot de unieke bemiddeling van Christus.
In het voorwoord wijst Fernandez er uitdrukkelijk op dat de tekst bedoeld is om de Mariadevotie te verdiepen en de “plaats van Maria” te verduidelijken in het licht van het unieke “mysterie van Christus als de enige middelaar en verlosser”. Dit vereist “diepe trouw aan de katholieke identiteit en tegelijkertijd een bijzondere oecumenische inspanning”.




















