Leerlingen met buitenlandse herkomst steeds vaker naar havo of vwo

Leestijd: 4 minuten

 

Vrijdag 22 november 2024 – 06:35 uur – Bron: Redactie Binnenland/CBS-Ruben van Gaalen – Beeld: MB

-Heerlen- In 2022/’23 kreeg 49 procent van de leerlingen in het basisonderwijs waarvan beide ouders in het buitenland waren geboren (tweede generatie) een havo- of vwo-advies. In 2011/’12 was dat nog 38 procent. Ook leerlingen die in het buitenland waren geboren (migranten) krijgen dit advies vaker. Ook volgden meer leerlingen met een buitenlandse herkomst (zowel migranten als de tweede generatie) deze opleidingsvormen maar nam het slagingspercentage sinds de coronacrisis harder af dan gemiddeld. Dit meldt het CBS in de Rapportage Integratie en Samenleven 2024.

Tijdens het schooljaar 2022/’23 kreeg 57 procent van de groep-8-leerlingen een havo of vwo-advies. Uit de Rapportage Integratie en Samenleven 2024 blijkt dat vooral van de leerlingen van de tweede generatie, waarvan beide ouders in het buitenland zijn geboren, het verschil met het totaal van alle groep-8-leerlingen de afgelopen elf jaar kleiner is geworden. In 2022/’23 steeg het percentage leerlingen van de tweede generatie met een havo of vwo-advies naar 49 procent. Tijdens schooljaar 2011/’12 kreeg nog 38 procent een havo- of vwo-advies, terwijl dat van alle leerlingen totaal toen 54 procent was.Voor leerlingen geboren in het buitenland bleef het verschil ten opzichte van het gemiddelde ongeveer gelijk: 51 procent van hen kreeg in 2022/’23 een havo- of vwo-advies, elf jaar eerder was dat 47 procent.

Sterkste stijging bij Marokkaanse tweede generatie

Van de groep-8-leerlingen van de tweede generatie waarvan de ouders in Marokko zijn geboren steeg het aandeel met havo- of vwo-advies het sterkst: van 34 procent in 2011/’12, naar 50 procent in 2022/’23. De tweede generatie van Nederlands-Caribische of Turkse herkomst kreeg het minst vaak een havo- of vwo-advies (36 procent en 43 procent), de tweede generatie van Indonesische of Europese herkomst het vaakst (63 procent en 62 procent).

Van de leerlingen die in het buitenland zijn geboren hebben de Nederlands-Caribische en Surinaamse herkomstgroepen het kleinste aandeel met havo- of vwo-advies (27 procent en 29 procent). Van leerlingen geboren in Turkije steeg het aandeel met havo- of vwo-advies het hardst, van 30 procent in 2011/’12 naar 67 procent in 2022/’23.

Tweede generatie vaker op havo of vwo

In schooljaar 2023/’24 volgde 49 procent van de leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs havo of vwo. Ook dit aandeel is toegenomen onder leerlingen met een buitenlandse herkomst. Die toename is het sterkst bij de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders. Dat steeg van 30 procent in schooljaar 2011/’12 naar 41 procent elf jaar later.

Ook bij in het buitenland geboren leerlingen is het aandeel dat havo of vwo volgt in deze periode toegenomen, van 39 procent naar 46 procent. Net als bij de groep-8-adviezen is het aandeel dat havo of vwo volgt het laagst onder leerlingen wiens ouders zijn geboren in de Nederlandse Cariben of Turkije.

Slagingspercentage harder gedaald voor meeste Buiten-Europese herkomstgroepen

In schooljaar 2022/’23 slaagde 86 procent van de havo- en vwo-leerlingen. Dat is minder dan voorgaande jaren. Leerlingen met een Turkse (69 procent), Marokkaanse (70 procent), Surinaamse (74 procent) en Nederlands-Caribische (79 procent), of overig Buiten-Europese herkomst (78 procent) slaagden minder vaak voor hun eindexamen havo of vwo dan gemiddeld.

Tijdens de coronapandemie (schooljaren 2019/’20 en 2020/’21) golden er soepelere regels voor het eindexamen en lagen de slagingspercentages hoog. Sindsdien zijn de slagingspercentages afgenomen; in 2022/’23 lagen de slagingspercentages weer rond het niveau van 2011/’12. Het aandeel geslaagden van de vijf herkomstgroepen met de laagste slagingspercentages is sinds de coronajaren harder gedaald dan gemiddeld en ligt, met uitzondering van leerlingen met een Turkse herkomst, lager dan in 2011/’12.

Conjunctuur vooral invloed op loopbaan bij Buiten-Europese herkomst

Mannen die bij laagconjunctuur afstuderen vinden moeilijker aansluiting op de arbeidsmarkt dan mannen die bij hoogconjunctuur afstuderen. Vooral mannen van de tweede generatie met een herkomst buiten Europa hebben last van laagconjunctuur, ook in hun verdere loopbaan. Dit blijkt uit onderzoek dat het CBS vandaag publiceert in de Rapportage Integratie en Samenleven 2024.
Uit eerder onderzoek bleek dat in Nederland geboren mensen van wie de ouder(s) buiten Europa geboren zijn — de tweede generatie van Buiten-Europese herkomst —na het afstuderen moeilijker aansluiting op de arbeidsmarkt vinden dan gemiddeld. Deze herkomstverschillen spelen vooral bij mannen. Nu is onderzocht of dit ook afhangt van de conjunctuur. Daarvoor zijn de loopbanen vergeleken van mannen die in 2007/’08 of 2017/’18 afstudeerden toen er veel werk beschikbaar was (hoogconjunctuur), en die afstudeerden in 2012/’13 toen er weinig werk beschikbaar was (laagconjunctuur).

Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt moeizamer bij laagconjunctuur

In tijden van laagconjunctuur hebben mannen drie maanden na het afstuderen minder vaak betaald werk dan in tijden van hoogconjunctuur. Ook hebben mannen dan minder vaak een inkomen van ten minste het voltijds wettelijk minimumloon. Deze nadelen spelen sterker bij mannen van Buiten-Europese herkomst. Van de in 2012/’13 (laagconjunctuur) afgestudeerden van Buiten-Europese herkomst had rond de 50 procent na drie maanden zo’n inkomen, waar dat bij alle mannen toen gemiddeld 64 procent was.

Effect aansluiting arbeidsmarkt op verdere loopbaan

Er is ook gekeken naar de verdere loopbaan van mannen die in 2007/’08 zijn afgestudeerd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen degenen die drie maanden na afstuderen een inkomen van tenminste het voltijds wettelijk minimumloon hadden (‘snelle aansluiting’), en degenen die dat niet hadden (‘langzame aansluiting’). Hoeveel uur heeft iemand sindsdien gewerkt, en hoeveel minder is dat vergeleken met de hele periode voltijds werken?

Langzame aansluiting werkt door op loopbaan

Een langzame aansluiting op de arbeidsmarkt heeft langdurig effect op de loopbaan. Mannen die langzaam aansluiting op de arbeidsmarkt vonden, blijken minder werkervaring op te bouwen dan degenen met een snelle aansluiting. Dat komt vooral doordat zij hun loopbaan vaker onderbreken, maar ook doordat zij minder vaak voltijds werken. De achterstand in werkervaring blijft gedurende de hele periode na afstuderen zichtbaar.

Tweede generatie met langzame aansluiting bouwt minder werkervaring op

Binnen de groep met een snelle aansluiting zijn de verschillen naar herkomst klein. Dat is anders bij de langzame aansluiters. In 2022 had de gemiddelde man met een langzame aansluiting in totaal 20 procent minder gewerkt dan wanneer hij na het afstuderen continu voltijd gewerkt zou hebben. Bij de mannen van Buiten-Europese herkomst met een langzame aansluiting was dat 30 procent minder.

 

Geef een reactie op dit artikel