-Heerlen- In januari waren er 368 duizend mensen werkloos. Dat komt neer op 3,6 procent van de beroepsbevolking. Het aantal werklozen nam in de afgelopen drie maanden toe met gemiddeld 2 duizend per maand. Deze lichte toename kwam niet doordat meer mensen hun baan verloren, maar doordat meer mensen op zoek gingen naar werk. Als deze mensen niet meteen werk vinden, worden ze deel van de werkloze beroepsbevolking. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers. UWV registreerde eind januari 167 duizend lopende WW-uitkeringen.
UWV: in januari nam het aantal WW-uitkeringen toe
Eind januari verstrekte UWV 167 duizend WW-uitkeringen. Dat waren er 6,3 duizend meer dan een maand eerder (+3,9 procent). Een stijging aan het begin van het jaar is gebruikelijk omdat er veel contracten aflopen aan het einde van een kalenderjaar. Ook is in de wintermaanden minder werk in sectoren zoals bouw en landbouw.
UWV: toename WW in alle leeftijdsklassen
In alle leeftijdsklassen nam het aantal WW-uitkeringen toe. De stijging was het grootst bij 65-plussers (6,0 procent), 15- tot 25-jarigen (5,2 procent) en 25- tot 35-jarigen (4,5 procent). Bij 35- tot 55- jarigen en 55- tot 65-jarigen steeg het aantal uitkeringen met respectievelijk 3,6 procent en 3,3 procent.
Werkloosheid alleen bij 25- tot 45-jarigen toegenomen
Het werkloosheidspercentage was in januari met 3,6 procent even hoog als de maand ervoor en ook even hoog als drie maanden geleden. Alleen bij 25- tot 45-jarigen steeg het werkloosheidspercentage ten opzichte van drie maanden eerder, van 2,9 procent in oktober 2023 naar 3,1 procent in januari 2024. Bij jongeren van 15 tot 25 jaar daalde het werkloosheidspercentage in dezelfde periode van 8,4 naar 8,2 procent. Het laagst was de werkloosheid onder 45-plussers, waar het percentage met 2,2 onveranderd bleef.
Tegelijkertijd nam het percentage mensen van 15 tot 75 jaar met betaald werk verder toe. In januari steeg de nettoarbeidsparticipatie naar 73,4 procent. De arbeidsdeelname is na de financiële crisis in het vorige decennium vrijwel voortdurend toegenomen; in maart 2014 bedroeg het percentage mensen met werk nog 65,8. In de afgelopen jaren nam vooral het aantal werkenden met een grote deeltijdbaan (20 tot 35 uur per week) toe, zowel bij vrouwen als mannen.
Hogere werkloosheid door instroom van buiten de beroepsbevolking
De ontwikkeling van de werkloosheid is het resultaat van onderliggende stromen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. Het schema hieronder laat die stromen zien. De figuur daaronder toont de ontwikkeling van die verschillende stromen in de afgelopen maanden.
Meer vrouwen én mannen in grote deeltijdbanen
Minder vrouwen in kleine deeltijdbaan
Ook het aantal vrouwen met een grote deeltijdbaan was in 2023 hoger dan tien jaar eerder; 48 procent tegen 45 procent. Er waren juist minder vrouwen met een kleine deeltijdbaan (minder dan 20 uur per week) in 2023. In 2013 was dit 28 procent, tegen 21 procent in 2023. In 2023 werkte 31 procent van de vrouwen voltijd, in 2013 was dit nog 28 procent.
Meer ‘grote’ anderhalfverdieners
In 2023 waren er 3,3 miljoen paren waarvan ten minste één partner werkte. Anderhalfverdieners, waarbij de ene partner voltijds en de andere deeltijds werkt, komen het meeste voor bij paren. Doordat er meer vrouwen én mannen met een grote deeltijdbaan zijn gaat het steeds vaker om ‘grote’ anderhalfverdieners, waarbij de in deeltijd werkende partner 20 tot 35 uur per week werkt. Ook het aandeel paren waarvan beide partners voltijd werken of beide een grote deeltijdbaan hebben, was in 2023 hoger dan in 2013.
Gewerkte uren per inwoner boven EU-gemiddelde
In alle lidstaten van de Europese Unie geeft een groter deel van de bevolking aan voltijds te werken dan in Nederland. Dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. Nederland heeft juist het hoogste percentage werkenden (de nettoarbeidsparticipatie) in vergelijking met andere EU-landen. Daardoor werd in 2022 in Nederland per inwoner (van 15 tot 65 jaar) toch meer gewerkt dan gemiddeld in de EU. In 2022 was dat per inwoner 26,3 uur per week, terwijl het EU-gemiddelde 25,6 uur was.
In alle EU-landen hebben mannen meer uren per week betaald werk dan vrouwen. Zo werkten mannen in Nederland gemiddeld 30,7 uur per week en vrouwen 21,6 uur. Ook werkten mannen in Nederland meer uren dan het gemiddelde van mannen in de EU. Nederlandse vrouwen werkten juist iets minder dan het EU-gemiddelde van vrouwen.