Zuid-Afrika klaagt Israël aan: wat mogen we verwachten van het Internationaal Gerechtshof?

Leestijd: 5 minuten

Donderdag 11 januari 2024 ~ 14:33 uur ~ Bron: Redactie Wereld/IPS/TheConversation ~ Beeld: Publiek domein/Hosny Salah

  • Zuid-Afrika beschuldigt Israël van het schenden van de Genocide Conventie van 1948
  • Wat mogen we verwachten van het Internationaal Gerechtshof?

-‘s Gravenhage/Pretoria- Vandaag begint in Den Haag de openbare hoorzitting van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) in de zaak die Zuid-Afrika heeft aangespannen tegen Israël. Zuid-Afrika zegt dat Israël het Genocideverdrag uit 1948 schendt door de belegering van Gaza, gestart na de dodelijke Hamas-aanval op Israël van 7 oktober. Zowel Israël als Zuid-Afrika hebben het Genocideverdrag geratificeerd. Internationaal rechtsexpert Magnus Killander legt uit wat we van het hof mogen verwachten.

Wat is het Internationaal Gerechtshof?

Het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice of ICJ) is een van de vele internationale gerechtshoven, maar wordt algemeen beschouwd als het meest prominente en meest gezaghebbende, omdat het de enige gerechtelijke instantie is die in het Handvest van de Verenigde Naties is vastgelegd. Het ICJ heeft algemene rechtsbevoegdheid en is niet beperkt tot specifieke rechtsgebieden zoals bijvoorbeeld het Internationale Zeerechttribunaal of regionale mensenrechtenhoven zoals het Afrikaanse Hof voor de Rechten van de Mens en de Volkeren.

Het Internationaal Gerechtshof is niet hetzelfde als het Internationaal Strafhof (ICC), dat ook zetelt in Den Haag. Het ICC kan individuele daders veroordelen voor schendingen zoals genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden. Het ICJ daarentegen houdt zich bezig met de verantwoordelijkheid van staten voor schendingen van het internationaal recht, niet met de aansprakelijkheid van individuen.

Parallel met het proces bij het ICJ onderzoekt de aanklager van het ICC al enige tijd “de situatie” in Palestina en kan personen vervolgen indien ze verantwoordelijk worden geacht voor wreedheden begaan door alle partijen in het conflict.

Waartoe is het hof bevoegd?

Het hof kan advies geven of zaken behandelen die door staten zijn aangebracht (“omstreden zaken”) of door organen van de Verenigde Naties, zoals bijvoorbeeld de Algemene Vergadering. Sinds zijn eerste uitspraak in 1949 heeft het ICJ zich uitgesproken in bijna 150 “omstreden zaken”. Sinds het eerste advies in 1948 staat de teller op 27 adviezen.

De eerste keer dat een mogelijke schending van het Genocideverdrag voor het ICJ werd gebracht was in 1993 door Bosnië tegen Joegoslavië. De tweede zaak was in 2019 door Gambia tegen Myanmar. De derde zaak was van Oekraïne tegen Rusland na de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022.

Van deze zaken heeft het ICJ tot nu toe alleen een eindoordeel geveld in het Bosnische arrest uit 2007, 14 jaar nadat de zaak was gestart.

Het ICJ heeft wel in alle zaken aangaande het Genocideverdrag voorlopige maatregelen uitgevaardigd, binnen een paar maanden na de voorlegging van de zaken aan het hof.

Voorlopige maatregelen zijn bevelen van het hof om onherstelbare schade te voorkomen. Ze verplichten een staat om zich te onthouden van bepaalde acties totdat de rechtbank een definitieve uitspraak heeft gedaan. De voorlopige maatregelen in de zaak Myanmar die de rechtbank in januari 2020 aannam, verboden de staat onder andere om actie te ondernemen tegen de Rohingya-minderheidsgroep door:

  • mensen van deze groep te doden
  • lichamelijke of mentale schade aan leden van de groep toe te brengen
  • opzettelijk levensomstandigheden op te leggen die erop gericht zijn gehele of gedeeltelijke fysieke vernietiging teweeg te brengen
  • maatregelen op te leggen om geboorten binnen de groep te voorkomen

Hoewel er sinds de voorlopige maatregelen minder Rohingya zijn gedood, blijft hun situatie precair, zowel in Myanmar als in Bangladesh waar veel van de Rohingya een toevlucht hebben gezocht.

Als voorlopige maatregelen tegen Rusland heeft het ICJ in 2022 bevolen om militaire operaties in Oekraïne onmiddellijk te staken en ervoor te zorgen dat geen militaire eenheden of ongeregelde gewapende eenheden militaire operaties uitvoeren. Toch gaat de oorlog van Rusland tegen Oekraïne onveranderd door.

Wat zijn de voorwaarden om een zaak door het ICJ te laten behandelen?

  1.  Er moet rechtsgrondslag zijn om de zaak te kunnen voorbrengen. Dat kan bijvoorbeeld een overeenkomst tussen de partijen zijn of, zoals in dit geval, het feit dat beide staten lid zijn van een multilateraal verdrag dat bepaalt dat geschillen tussen staten door het ICJ worden behandeld. Dat is in dit geval artikel IX van de Genocide Conventie.Israël ratificeerde het Genocideverdrag in 1950, Zuid-Afrika in 1998. Palestina is in 2014 toegetreden tot de conventie en kan zaken aanhangig maken bij het ICJ, maar heeft dat nog niet gedaan.
  2. De staat die de zaak indient, moet normaal gesproken belang hebben bij de zaak. Dit geldt echter niet voor een bepaald soort schendingen waar elke staat ter wereld geacht wordt belang bij te hebben. Voorbeelden hiervan zijn vermeende schendingen van het Genocideverdrag en het Verdrag tegen foltering. In de uitspraak in de zaak tegen Myanmar over voorlopige bezwaren stelde het ICJ dat elke staat een zaak voor het ICJ kan brengen in verband met een vermeende schending door een andere staat die het Genocideverdrag heeft ondertekend.

De procedure

De eerste stap in de zaak is een openbare hoorzitting over voorlopige maatregelen. Zuid-Afrika en Israël krijgen elk twee uur de tijd om hun argumentatie over voorlopige maatregelen te presenteren. Een beslissing over voorlopige maatregelen wordt dan meestal binnen één tot twee maanden na de openbare hoorzitting genomen.

Die voorlopige maatregelen zijn ook slechts een voorlopige beoordeling van de zaak door het ICJ. Met andere woorden: als het ICJ voorlopige maatregelen tegen Israël zou uitvaardigen, wil dat niet zeggen dat het hof – in zijn eindoordeel – zal oordelen dat Israël het Genocideverdrag heeft geschonden.

Na een beslissing over voorlopige maatregelen zal het ICJ voorlopige bezwaren van Israël in overweging nemen, zoals de vraag of het hof bevoegd is om de zaak ten gronde te behandelen en of Zuid-Afrika bevoegd is om de zaak aan te spannen.

Als deze bezwaren geen stand houden, zal het ICJ een uitspraak doen over de grond van de zaak, waarin het bepaalt of Israël de Genocide Conventie heeft geschonden. Het proces tot een definitieve uitspraak duurt verschillende jaren. In veel gevallen komt een definitieve uitspraak er pas na tien jaar of langer. Andere staten kunnen tussenbeide komen in een zaak. Ook in de zaak Oekraïne versus Rusland is dat het geval. Lees verder onder de afbeelding>

Wat kan het hof ondernemen?

Het ICJ vaardigt een “declaratoir vonnis” uit. In het eindvonnis van 2007 in de zaak Bosnië versus Servië en Montenegro oordeelde het ICJ dat Servië het Genocideverdrag had geschonden door geen actie te ondernemen om de genocide in Srebrenica te voorkomen en door Ratko Mladic, die het bevel voerde over het Bosnisch-Servische leger dat de Bosnische burgers afslachtte, niet over te dragen aan het Joegoslavië-tribunaal.

Andere claims van genocide werden door een meerderheid van de rechtbank afgewezen. Het hof oordeelde dat de verklaring van schending van het Genocideverdrag voldoende was en het hof dus geen andere rechtsmiddelen in de zaak moest bieden.

De uitspraken van het ICJ zijn bindend voor staten. Toch worden ze vaak genegeerd. Het is in het algemeen moeilijk om internationaal recht af te dwingen, in het bijzonder internationale mensenrechtenwetgeving en internationaal humanitair recht.

De door Zuid-Afrika gevraagde voorlopige maatregelen houden onder meer in dat Israël de militaire activiteiten in Gaza moet staken, moet stoppen met het doden van Palestijnen en moet voorkomen dat Palestijnen gedwongen moeten vluchten en daardoor vaak geen toegang hebben tot voldoende voedsel, water, brandstof, onderdak en sanitaire voorzieningen.

Het Internationaal Gerechtshof kan voorlopige maatregelen toekennen die verschillen van degene die nu worden gevraagd. Hoewel het duidelijk is dat willekeurige bombardementen en het verhinderen van humanitaire hulp – wat tot hongersnood en gedwongen verplaatsing leidt – in combinatie met verklaringen van Israëlische functionarissen (gedocumenteerd in de paragrafen 101-107 van het dossier van Zuid-Afrika voor het ICJ), als schendingen van het Genocideverdrag kunnen worden beoordeeld. Maar het is minder duidelijk of dit betekent dat Israël geen enkele militaire actie mag ondernemen tegen Hamas.

Rekening houdend met de precedenten in eerdere zaken onder het Genocideverdrag lijkt het duidelijk dat het ICJ voorlopige maatregelen moet uitvaardigen. Welke maatregelen dat worden, valt nog te bezien.