’Red atelier Zr. Van der Lee van de sloophamer’

Leestijd: 3 minuten
 Om sloop te voorkomen vraagt het Cuypersgenootschap om een monumentenstatus voor het voormalige ateliergebouw op het terrein van het klooster De Stad Gods, aan de Soestdijkstraatweg 151.

,,Vanwege een voorgenomen sloop van dit unieke gebouwtje verzoeken wij u om op korte termijn de aanwijzingsprocedure te starten en voorbescherming toe te kennen aan het gebouw”, schrijft de landelijke erfgoedclub in een brief aan het Hilversumse college van B en W. Het klooster van de zusters Augustinessen kwam in 1946 naar het landgoed Monnikenberg. Een oude villa werd ingericht als klooster. Later werd het klooster uitgebreid met een toren en kapel. En, in 1953, met een beeldhouwatelier op het terrein opgericht. Dit alles naar ontwerpen van architect Nic de Jong.

Kunstenares

Het ateliergebouw is – zo meldt het Cuypersgenootschap – lang gebruikt door zuster Marie Jose´ van der Lee (1912-2012), die zeer actief was als kunstenares. ’Haar werk is niet alleen op het terrein van de Monnikenberg te vinden. Een belangrijk verzameling bevindt zich bijvoorbeeld in het museum Het Catharijneconvent te Utrecht.’ De opdrachten die Marie-José´ uitvoerde zorgden voor een welkome bron van inkomsten voor de congregatie. ’Naast haar beeldhouwwerk werd haar talent door de kerk breed ingezet; ze ontwierp kerkelijk textiel, zoals kleden voor op het altaar en kazuifels, maar ook mozaïeken en emailleerwerk voor tabernakels.’ In de zeventiger jaren van de vorige eeuw begon de belangstelling voor religieuze beelden af te nemen waardoor er tijd en ruimte ontstond om particuliere opdrachten aan te nemen. Zij maakte portretten in klei, steen en brons van bekende en minder bekende personen. ’Marie-José van der Lee werd door haar kunst, maar zeker ook door haar bijzondere persoonlijkheid, opgemerkt door de media en ze verscheen in diverse radio- en televisieprogramma’s. Ze werkte tot op hoge leeftijd door en overleed in 2012, bijna honderd jaar oud. Na haar overlijden zond de NCRV een In Memoriam over haar uit.’

De madonna van zuster Marie-José van der Lee

Begraafplaats St. Barbara, aangelegd in 1875, is de laatste rustplaats van veel bekende en minder bekende Utrechters. Kunsthandelaar Marcel Gieling komt graag in deze oase van rust met haar enorme verscheidenheid aan graven die, verspreid over ruim een eeuw, een tijdsbeeld laten zien. Hij neemt ons mee naar deze bijzondere plek vlakbij het Wilhelminapark en ontrafelt haar geheimen.

Aan de Iepenlaan op St. Barbara staat een groot, bronzen beeld van een madonna met kind, op een sokkel van gemetselde stenen. Het is gemaakt door Marie-José van der Lee.  Nadat Michelangelo tussen 1501 en 1504 zijn volmaakte madonna had gecreëerd, is deze voorstelling ontelbare malen uitgebeeld, niet alleen in de beeldhouwkunst maar ook in de schilderkunst. In deze column wil ik schrijven over de markante maakster van dit beeld, namelijk Marie-José van der Lee, in 1912 geboren als Maria-Alida van der Lee. Zij was een boerendochter; haar ouders hadden een boerderij in de Beemster in Noord-Holland waar zij als kind talloze dieren geboren zag worden. Bij iedere geboorte verbaasde ze zich over het wonder van de schepping. Daarbij voelde zij al op jonge leeftijd een sterke roeping om kansarmen zoals daklozen en wezen te helpen. Zij besloot om haar leven aan God te wijden en werd kloosterzuster.

Midden in de oorlog, in 1943, trad zij toe tot de congregatie van de Zusters Augustinessen van Sint-Monica in Utrecht, waar ze de naam Marie-José aannam. Door een toevalligheid ontdekte ze in het klooster een creatief talent in zichzelf, begon te boetseren en niet lang daarna ook te beeldhouwen. Nooit had zij de intentie gevoeld om kunstenares te worden, maar ook het kloosterbloed gaat waar het eigenlijk niet gaan kan. Haar talent ontwikkelde zich in een rap tempo en dat bleef niet onopgemerkt. Al snel kreeg ze (religieuze) opdrachten. Die voerde ze aanvankelijk uit in wat ze zelf haar ‘vrije tijd’ noemde, want op de eerste plaats kwamen nog steeds de mensen die hulp nodig hadden. Door toenemende vraag naar haar beelden moest Marie-José de hulpverlening loslaten. In 1954 kreeg zij de beschikking over een atelier in Hilversum, waar zij zich fulltime aan de beeldhouwkunst ging wijden.

De opdrachten die Marie-José uitvoerde zorgden voor een welkome bron van inkomsten voor de congregatie. Naast haar beeldhouwwerk werd haar talent door de kerk breed ingezet; ze ontwierp kerkelijk textiel, zoals kleden voor op het altaar en kazuifels, maar ook mozaïeken en emailleerwerk voor tabernakels. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw begon de belangstelling voor religieuze beelden af te nemen waardoor er tijd en ruimte ontstond om particuliere opdrachten aan te nemen. Zij maakte tal van portretten in klei, steen en brons van bekende en minder bekenden personen. Marie-José van der Lee werd door haar kunst, maar zeker ook door haar bijzondere persoonlijkheid, opgemerkt door de media en ze verscheen in diverse radio- en televisieprogramma’s. Ze werkte tot op hoge leeftijd door en overleed in 2012, bijna honderd jaar oud. Na haar overlijden zond de NCRV een In Memoriam over haar uit.

Beelden van haar hand staan verspreid over Nederland, in Utrecht op St. Barbara, maar ook in Volendam, Uithoorn, Tilburg en Soest. Ook staan ze in het buitenland, zoals in het Franse Arnouville en in de Amerikaanse stad Indianapolis. Sinds het Museum Catharijneconvent in Utrecht een tiental werken van Marie-José van der Lee in de collectie heeft opgenomen, mag haar kunst ook museaal worden genoemd.

Bron: Bisdom/KDC/ADN Foto: ADN