Staat mocht onderzoek naar seksueel misbruik bij Jehova’s getuigen laten doen

Leestijd: 3 minuten
Donderdag 14 december 2023 ~ 16:05 uur ~ Bron: Redactie Binnenland/Raad voor de Rechtspraak ~ Beeld: MariaBode

-‘s Gravenhage- De Minister voor Rechtsbescherming mocht een onafhankelijk onderzoek naar de afhandeling van seksueel misbruik binnen de gemeente van Jehova’s getuigen laten uitvoeren en hoefde geen onderzoek te laten doen bij andere kerkelijke organisaties. Lees verder onder de reclame>

Dat volgt uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag in een bodemprocedure die de Christelijke Gemeente van Jehova’s getuigen in Nederland tegen de Staat had aangespannen.

Discriminatie

Jehova’s getuigen hebben de Nederlandse staat aansprakelijk gesteld wegens discriminatie. Ze vinden dat de staat hen ongelijk heeft behandeld door in 2018 en 2019 alleen in hun geloofsgemeenschap onderzoek te doen naar de afhandeling van seksueel misbruik, en niet ook bij andere kerkelijke organisaties. Verder vinden ze dat de minister zich stigmatiserend over hen heeft uitgelaten. Zij menen dat de maatregelen die hij heeft getroffen naar aanleiding van het onderzoek strijdig zijn met meerdere van hun grondrechten en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Uitlatingen minister onrechtmatig?

Jehova’s getuigen vinden dat de minister zich bij het bepalen van de maatregelen ten onrechte op het rapport van de Universiteit Utrecht heeft gebaseerd. Ook vinden zij dat de minister door zijn uitlatingen onrechtmatig tegenover hen heeft gehandeld. Zij vorderen daarom – kort gezegd – verklaringen voor recht dat de staat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en een verbod aan de staat om uitingen, beleid en maatregelen op het rapport van de Universiteit te baseren. Ook vorderen zij een verbod aan de staat om de suggestie te wekken dat seksueel misbruik binnen de gemeente van Jehova’s getuigen vaker voorkomt dan elders in de maatschappij en dat Jehova’s getuigen (potentiële) slachtoffers van seksueel misbruik onvoldoende ondersteuning en bescherming bieden. Ten slotte vorderen zij immateriële schadevergoeding voor de schade die zij door de gestelde onrechtmatige gedragingen van de staat hebben geleden. Lees verder onder de afbeelding>

Het hoofdkwartier van de Jehova’s Getuigen in Emmen

 

Oordeel rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de minister het onderzoek mocht beperken tot Jehova’s getuigen en dat hij hun grondrechten niet heeft geschonden.

Niet is gebleken dat de minister heeft aangenomen of gesuggereerd dat seksueel misbruik bij Jehova’s getuigen meer voorkomt dan elders of dat sprake is van institutioneel misbruik. De aanleiding voor het onderzoek was de berichtgeving over de afhandeling van meldingen van seksueel misbruik binnen de gemeente van Jehova’s getuigen en de signalen van slachtoffers uit de geloofsgemeenschap die in hun beleving onvoldoende ondersteuning en bescherming van de gemeente hadden gekregen. Over andere geloofsgroepen waren zulke signalen er op dat moment niet. Daarom mocht de minister een onafhankelijk onderzoek naar de afhandeling van seksueel misbruik binnen de gemeente van Jehova’s getuigen laten uitvoeren en hoefde hij niet ook onderzoek te laten doen bij andere kerkelijke organisaties.

De rechtbank oordeelt dat de minister zich mocht baseren op het onderzoeksrapport en dat zijn uitlatingen in de media – hoewel kritisch – binnen de grenzen van het toelaatbare zijn gebleven. Voor uitingen binnen de Tweede Kamer geniet de minister immuniteit. Ook de maatregelen die de minister heeft genomen zijn gerechtvaardigd en proportioneel en voldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
De rechtbank verklaart de Christelijke Gemeente van Jehova’s getuigen in Nederland niet-ontvankelijk in haar vordering tot immateriële schadevergoeding voor zover zij die namens haar leden heeft ingesteld.